Functionele braken, stoornissen in de kindertijd: onschuldige braken, nerveus braken, en de zuigeling herkauwen syndroom
Pediatrische gastro-enterologen hebben de neiging om te bekijken gastro-oesofageale reflux (GER) als een ziekte op zich–een ziekte die kan worden gediagnosticeerd als “objectief” met gebruik van de numerieke gegevens van de oesofageale pH monitoring en genezen met farmacologische of chirurgische behandeling. Wat vaak wordt vergeten is dat de gegevens die uit slokdarm pH controle en andere technieken worden afgeleid de aanwezigheid van abnormale GER kunnen identificeren maar niets over zijn pathogenese vertellen. De gebruikelijke aanpak voor zuigelingen die slecht voeden, braken, of niet om gewicht te krijgen is om de aanwezigheid van abnormale GER te identificeren, uit te sluiten onderliggende organische oorzaken van braken, en vervolgens diagnose primaire Ger ziekte. De baby wordt dan behandeld met farmacologische, dieet, of positionele therapie en, uiteindelijk, als deze therapieën er niet in slagen om de symptomen toegeschreven aan GER uit te roeien, chirurgische fundoplication, die stopt met braken ongeacht de oorzaken. De pediatrische literatuur over zuigelingenbraken en GER is bijna verstoken van onderzoek naar de aard en mogelijke relaties tussen zuigelingenstress, braken, voedingsproblemen en het niet groeien. Klinisch wordt de kwaliteit van de moeder-zuigelingenrelatie vaak oppervlakkig benaderd, waarbij Psychosociale aspecten minder belangrijk worden geacht bij zuigelingen die worden beschouwd als primaire organische ziekte die vatbaar is voor medische of chirurgische behandeling. Psychosociale factoren in de pathogenese van de symptomen van het kind worden vaak niet nagestreefd voorbij beoordeling voor mogelijk misbruik of verwaarlozing. Het is al eeuwenlang bekend dat stress of opwinding de gastro-intestinale functie en symptomen beïnvloedt. Hoewel het gebied van de kinderpsychiatrie een aanzienlijke literatuur over de aard van spanningen heeft geproduceerd die zowel zuigelingen als moeders beà nvloeden, erkent de pediatrische literatuur over braken en het falen om te gedijen zelden het bestaan of belang van deze bijdragen. In de klinische praktijk kan het niet onderzoeken van psychosociale aspecten die kunnen bijdragen aan braken, voedingsproblemen of het niet gedijen, resulteren in gemiste kansen voor minder invasieve, effectievere therapie op zijn best, en countertherapeutische behandeling op zijn slechtst. Dit artikel beschrijft drie functionele braken aandoeningen van de kindertijd, hun onderscheidende kenmerken, hypothesen met betrekking tot hun pathogenese, en principes van uitgebreide beheer.